Locaties
301 t/m 330 van 1119 resultaten
-
Meinardskerk Minnertsga
Meinardskerk Minnertsga Minnertsga -
Nicolaaskerk Swichum
Nicolaaskerk Swichum Swichum -
Johanneskerk Tzum
Johanneskerk Tzum Tzum -
Johanneskerk Weidum
Johanneskerk Weidum Weidum -
Eetcafe De Winze
Eetcafe De Winze Wyns -
Down & Up Harlingen
Down & Up Harlingen Harlingen -
De bevrijding van Friesland 1
De bevrijding van Friesland 1
Nadat de geallieerde luchtlandingstroepen in september 1944 bij Arnhem waren verslagen duurde het nog tot maart 1945 voordat de geallieerden weer in het offensief gingen. Daarna ging het echter snel. De Duitse troepen in Gelderland en Overijssel waren ernstig verzwakt en de overmacht was groot. Gesteund door een effectief Fries verzet werd Friesland uiteindelijk in een hoog tempo bevrijd.
Begin april werd duidelijk dat de bevrijding van Friesland nabij was. Hoewel de provincie niet zoals andere delen van Nederland te kampen had gehad met een echte Hongerwinter, waren er wel grote tekorten aan bijna alles. En de terreur van de bezetter werd almaar groter. Hierdoor werd ook het verzet tegen de bezetter steeds sterker. De strijd tussen beide was begin 1945 harder dan ooit tevoren.
In Friesland waren de zogenoemde Knokploegen (KP) verantwoordelijk voor de meeste verzetsdaden. Maar er waren ook andere groepen. Op bevel van de Nederlandse regering in Londen werden al deze groepen samengevoegd in de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (N.B.S.). In Friesland gebeurde dit op 12 december 1944.
Met de N.B.S., in de volksmond aangeduid als de BS, kreeg het gewapende verzet een organisatie met een duidelijke structuur. Het was de bedoeling dat de N.B.S. ook een rol zou spelen bij de aanstaande bevrijding. Daartoe werden verzetsgroepen vanaf het najaar van 1944 voorzien van wapens. Deze werden vanuit de lucht gedropt. Op 8 april zond Radio Oranje de boodschap ‘De fles is leeg’ uit. Dit was het sein voor de NBS om 36 uur later te beginnen met de uitvoer van sabotageacties. Het doel was om het de Duitsers zo moeilijk mogelijk te maken om zich te verweren tegen de naderende geallieerde troepen.Dat deed het verzet door bruggen en spoorwegen onklaar te maken, vaarwegen te blokkeren en wegen te versperren. De reactie van de bezetter was meedogenloos. Als represaille werden op verschillende momenten en plekken nog tientallen gevangenen gefusilleerd.
Toen de Canadezen op 12 april Friesland eenmaal waren binnengetrokken werden zij uiterst effectief ondersteund door het Friese verzet. Doordat het uitstekend georganiseerd was kon het de Canadezen helpen om belangrijke bruggen in handen te krijgen, beschadigde bruggen te repareren en te adviseren over de meest gunstige route.
Op 18 april was de hele provincie met uitzondering van de Waddeneilanden bevrijd (deze werden eind mei en in juni bevrijd). In vergelijking met andere provincies is er in Friesland weinig gevochten. Over het algemeen werden de paar duizend Duitse troepen, die Friesland niet hadden kunnen ontvluchten, door de Canadezen relatief snel verslagen.
De commandant van de Royal Canadian Dragoons, Lieutenant Colonel Landell, prees de acties van het verzet door te stellen ´Friesland liberated herself´. Hoewel dat wellicht wat overtrokken is, hebben de acties van het Friese verzet zonder meer de bevrijding versneld. En het aantal slachtoffers aan geallieerde kant verminderd.
Bij confrontaties met Duitse troepen en hun Nederlandse handlangers verloren zeker 31 verzetsmensen hun leven. Aan geallieerde kant sneuvelden tenminste elf Canadezen en één Fransman. Bij de gevechten en beschietingen vielen ook tientallen burgerslachtoffers. Het aantal slachtoffers aan Duitse kant is niet bekend, maar vermoedelijk liep dat aantal in de honderden. Met 320 vernielde en 4000 beschadigde woningen en 80 vernielde bruggen was Friesland materieel de minst beschadigde provincie van Nederland.
-
Gedenksteen voor Gesneuvelde Canadezen
Gedenksteen voor Gesneuvelde Canadezen
De ‘Gedenksteen voor Gesneuvelde Canadezen’ in de buitenmuur van de Martinikerk in Sneek is opgericht ter nagedachtenis aan de zes Canadese militairen die kort na de bevrijding van de stad zijn gesneuveld. De namen van de zes slachtoffers luiden: A. Cockburn, W.L. Jackson, G.W. Ouderkirk, H.H. Pennell, Fr.R. Shepherd en S.W. White. De militairen maakten deel uit van The Queen’s Own Rifles of Canada. Zij sneuvelden op 15 en 16 april 1945 tijdens krijgshandelingen in de omgeving van het dorp Wons, bij de Afsluitdijk. Op 17 april 1945 zijn de gesneuvelde militairen begraven op de Algemene begraafplaats te Sneek en op 25 maart 1946 herbegraven op het Canadese ereveld te Holten.
Op 16 april 1945 waren grote delen van Friesland bevrijd. In het westen en zuidwesten van de provincie was het zover nog niet. Enkele duizenden Duitse soldaten hadden zich verzameld in de Friese havenplaatsen en rond de Afsluitdijk. Zij probeerden nog de oversteek te maken naar Noord-Holland dat nog stevig in Duitse handen was.
De Canadezen wilden voorkomen dat de Duitsers zich in Noord-Holland verder versterkten. Mede daarom zetten zij vanaf 16 april de aanval in op de Kop van de Afsluitdijk. De infanterie van Queens Own Rifles of Canada was één van de eenheden die hierbij betrokken was. Op 16 april vertrokken zij vanuit Bolsward in de richting van de Afsluitdijk, ondersteund door tanks van de Sherbrooke Fusiliers.
In het open Friese landschap waren de Canadezen op de weg erg zichtbaar en dus kwetsbaar. Vlak voor een brug bij Hayum openden de Duitsers het vuur. De Canadees Orville Cook zat in één van de voorste voertuigen. Over wat er daarna gebeurde schreef hij het volgende:
"Ik zat eerst rechts, maar kwam later in het linker compartiment van onze carrier. Dat was mijn geluk. Bij de strijd met de Duitsers die volgde, was ik de enige die niet geraakt werd. Ze lieten ons ver komen en schoten drie keer raak. Er kwam rook uit het rechter compartiment van mijn carrier. Ik sprong eruit en ben naar de andere kant gerend om de sergeant eruit te halen en hoe ik dat voor elkaar kreeg, weet ik niet meer. Ik legde hem op de weg. De bestuurder was de volgende die ik eruit haalde en op de weg neerlegde. Ik heb ze beiden morfine toegediend en gaf ze een sigaret.
De sergeant zei: ga terug en vertel de A compagnie waar het vuur is en 'make sure they get those jerry (Duitse) bastards for this one'. De soldaten in de voorste carrier waren op slag dood.”
De Duitsers hadden aan de westkant van de brug verschillende stukken luchtafweergeschut verdekt opgesteld. De licht gepantserde carriers waren niet opgewassen tegen de 20 mm. en 40 mm. granaten. In het voorste voertuig sneuvelden Alexander Cockburn, Walter Leslie Jackson, Gordon William Ouderkirk, Harry Horace Pennell en Walter Samuel White. Verder vielen er aan Canadese kant ook meerdere gewonden waaronder de mannen in het voertuig van Orville Cook.Vrijwel direct nadat duidelijk was waar het Duitse geschut stond opgesteld rekenden de Queens of Own Rifles samen met enkele tanks van de Sherbrooke Fusiliers alsnog af met de Duitse weerstand. De resterende verdedigers gaven zich uiteindelijk over.
De gevechten bij Wons en Pingjum zouden de laatste plek zijn waar soldaten van de Queens Own Rifles of Canada sneuvelden. Het was daarom de expliciete wens van de veteranen om in Wons hun monument te plaatsen. Op deze Honour Roll staan de namen van hun kameraden die vanaf D-Day tot de bevrijding het leven lieten.
-
Grand Café Levels
Grand Café Levels Harlingen -
Oorlogsmonument Makkum
Oorlogsmonument Makkum
16 april was het grootste deel van Friesland bevrijd. Maar enkele belangrijke doelen van de Canadezen waren nog niet bereikt. Zij wilden zo snel mogelijk de Friese havens en de Kop van de Afsluitdijk op de Duitsers veroveren. Daarvoor moest nog wel hard worden gevochten. Zowel de havens als de Afsluitdijk werden door Duitse militairen gebruikt om te ontkomen naar Noord-Holland.
Net als elders in Friesland werden de Canadezen geholpen door verzetslieden van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (N.B.S.). Bij Makkum vielen onder hen meerdere slachtoffers. Op 16 april kwamen Schelte Bruinsma en Simon Sipma om het leven doordat zij onder vuur werden genomen vanuit een boerderij waarin Duitse militairen verschanst zaten. De volgende dag probeerde een andere groep een brug onder Makkum te bezetten. De Duitsers kregen hen echter in de gaten en in het daaropvolgende vuurgevecht sneuvelden Rinnert Anema, Roelof van der Meer en Hendrik Postma. Makkum werd op 18 april bevrijd, en was daarmee een van de laatst bevrijde dorpen in Friesland.
Het monument aan de Buren in Makkum werd in 1952 onthuld ter herinnering aan de leden van de Binnenlandse Strijdkrachten die bij de bevrijdingsgevechten rond het dorp om het leven kwamen.
-
De bevrijding van Friesland 2
De bevrijding van Friesland 2
Op 18 april was de hele provincie Friesland met uitzondering van de Waddeneilanden bevrijd. In vergelijking met andere provincies werd er in Friesland weinig gevochten. Over het algemeen waren de paar duizend Duitse troepen, die Friesland niet hadden kunnen ontvluchten, door de Canadezen relatief snel verslagen.
De commandant van de Royal Canadian Dragoons, Lieutenant Colonel Landell, prees de acties van het verzet door te stellen ´Friesland liberated herself´. Hoewel dat wellicht wat overtrokken was, versnelden de acties van het Friese verzet zonder meer de bevrijding. En het beperkte het aantal slachtoffers aan geallieerde kant.
Bij confrontaties met Duitse troepen en hun Nederlandse handlangers verloren zeker 31 verzetsmensen hun leven. Aan geallieerde kant sneuvelden tenminste elf Canadezen en één Fransman. Bij de gevechten en beschietingen vielen ook tientallen burgerslachtoffers. Het aantal slachtoffers aan Duitse kant is niet bekend, maar vermoedelijk liep dat aantal in de honderden. Met 320 vernielde en 4000 beschadigde woningen en 80 vernielde bruggen was Friesland materieel de minst beschadigde provincie van Nederland.
Veel Duitse militairen maakten zich uit de voeten in de richting van het westen van het land. Harlingen, Makkum en Lemmer werden verzamelplaatsen voor zich terugtrekkende Duitse troepen. Van daaruit probeerden ze per boot over het IJsselmeer of via de Afsluitdijk richting Noord-Holland te ontkomen. Ook de Waddeneilanden werden een toevluchtsoord voor collaborateurs en Duitse militairen. Hier liet de bevrijding langer op zich wachten.
Op Terschelling werden de laatste Duitse troepen op 29 mei ontwapend door een Brits artillerieregiment. Twee dagen later staken de Britten van Terschelling over naar Vlieland en was ook de bevrijding van dat eiland een feit. Ameland was op 3 juni bevrijd.
Op Schiermonnikoog had het personeel van het beruchte Scholtenhuis, het SD-hoofdkwartier in Groningen, zich gevestigd. Na hun vertrek op 31 mei vierde het eiland feest, ondanks de zeshonderd nog aanwezige bezettingstroepen. Pas op 11 juni vertrokken de laatste Duitse militairen van Schiermonnikoog en was Friesland helemaal vrij.
De meeste Canadese eenheden die Friesland hadden bevrijd, zetten na 18 april de strijd voort in Groningen en Noord-Duitsland. Hun oorlog eindigde op 8 mei 1945 toen de overgave van alle Duitse strijdkrachten van kracht werd.
-
Noorderbegraafplaats
Noorderbegraafplaats
Vijftien geallieerde vliegers en vijftien verzetsslachtoffers vinden hun laatste rustplaats op de Noorderbegraafplaats in Leeuwarden. Ook worden er tijdens de Tweede Wereldoorlog bijna 450 gesneuvelde Duitse militairen begraven. Hun stoffelijke resten worden in 1958 overgebracht naar de Duitse oorlogsbegraafplaats Ysselsteyn.
Kort na het begin van de bezetting wordt de Noorderbegraafplaats aan het Leeuwarder Schapendijkje in gebruik genomen als militair ereveld. De eerste teraardebestelling van Duitse oorlogsdoden vindt er op 9 augustus 1940 plaats. Bij de bevrijding liggen op het Ehrenfriedhof bijna 450 Duitse militairen, die in 1958 collectief worden overgebracht naar de Kriegsgräberstätte Ysselsteyn bij Venray.
Het aantal geallieerde militairen dat vanaf juli 1941 op de begraafplaats een laatste rustplaats krijgt is qua aantal veel geringer. Nu nog liggen dertien Engelsen en twee Nieuw-Zeelanders begraven onder een rij karakteristieke witte headstones op regel 23 van de 2e afdeling. Oorspronkelijk waren er meer geallieerde oorlogsgraven. Twee Amerikanen en een Canadees zijn na de bevrijding herbegraven op de erevelden in Margraten en Holten.
In alle nu nog aanwezige geallieerde oorlogsgraven zijn bemanningsleden van vliegtuigen begraven. Van hen zijn alleen David Kay Foster en Robert Stanley Ling in de gemeente Leeuwarden gesneuveld. Hun Mosquito jachtbommenwerper stort op 28 mei 1944 neer op het vliegveld na een beschieting door luchtafweergeschut. De overige vliegeniers komen om een andere reden op de Noorderbegraafplaats terecht. Albert Hayes, Len Townrow en Michael John Boyle worden alle drie zwaargewond overgebracht naar het Bonifatiusziekenhuis en sterven daar ondanks de goede zorgen van de Duitse medische staf.
Jarenlang onderzoek door de Stichting Missing Airmen Memorial Foundation (SMAMF) in samenwerking met de Bergingsdienst van de Koninklijke Luchtmacht achterhaalt de identiteit van de zes gesneuvelden in het eerste graf. Het gaat om de bemanning van Wellington R1397. Het vliegtuig stort op 25 juli 1941 bij Boazum neer na een luchtaanval op Emden en is het eerste toestel dat crasht op het Friese vasteland. In 2015 zijn in aanwezigheid van nabestaanden twee nieuwe grafstenen met de namen van de bemanning door een legerpredikant ingezegend. De oude, naamloze, steen is nog te bezichtigen in het Fries Verzetsmuseum.
Ook liggen er vijftien verzetsslachtoffers begraven op de Noorderbegraafplaats, op een speciaal daarvoor ingericht ereveld. Op de grafmonumenten staat de tekst:
‘Fallen yn ‘e striid tsjin ûnrjocht en slavernij - dat wy yn frede foar rjocht en frijdom weitsje’
‘Gevallen in de strijd tegen onrecht en slavernij, opdat wij in vrede voor recht en vrijheid waken.’
Het meest in het oog springend zijn de drie zij aan zij geplaatste monumenten van de broers Mark, Klaas en Hyltje Wierda, die op 11 april 1945, enkele dagen voor de bevrijding, werden gefusilleerd bij Dronrijp.
De oorlogsgraven op de Noorderbegraafplaats zijn geadopteerd door vijf scholen uit Leeuwarden, die elk jaar op 15 april een herdenking organiseren.
Ook achter de grafmonumenten voor de Joodse familie Suskind (graf 03/-/24 /04) gaat een tragisch oorlogsverhaal schuil. MTS-leraar Willy Süskind stapte samen met zijn vrouw en zoon uit het leven, één dag na de Duitse inval in Nederland.
Helemaal achter op de begraafplaats herinnert een bijzonder grafmonument eveneens aan een oorlogsdrama. Het beeld van een treurende vrouw is geplaatst op het graf van Johanna Wilhelmina te Winkel en haar zoontje Hans, beiden slachtoffer van afgedwaalde bommen op de Julianastraat in 1942 (graf 04/1b/10).
-
Fusillade aan de Woudweg
Fusillade aan de Woudweg
De fusillade in Dokkum is de grootste fusillade geweest tijdens de Tweede Wereldoorlog in Friesland. Een bloedig dieptepunt in de steeds hardere strijd tussen de Duitse bezetter en het verzet.
Het gaat om een wraakactie: drie dagen eerder overvalt het verzet bij het dorp De Valom een auto van de Sicherheitsdienst (SD) met daarin een belangrijke gevangene, in de hoop deze te bevrijden. Bij het vuurgevecht dat ontstaat komen een Duitse SD-er en zijn Belgische chauffeur om het leven.
Artur Albrecht, SD-chef in Friesland, is furieus en wil volgens een getuige Dokkum 'van de kaart van Nederland laten verdwijnen'. Zijn meerderen van de SD-Dienststelle in Groningen geven hem hier echter geen toestemming voor. In plaats daarvan worden twintig gevangenen uit gevangenissen in Friesland en Groningen gehaald en meegenomen naar een weiland aan de Woudweg in Dokkum.
De burgemeester van de stad is zelfs van huis gehaald om toe te kijken. De mannen moeten op een rij gaan liggen in de sneeuw. In groepjes van vijf worden ze naar voren geroepen. Dan klinken er schoten. De lichamen van de slachtoffers moeten een etmaal blijven liggen in de sneeuw, als afschrikwekkend voorbeeld voor de bevolking. De slachtoffers zijn Friezen en Groningers. Sommigen zijn actief in het verzet, anderen zijn Todeskandidaten.
Aan de Woudweg in Dokkum herinnert een monument aan het drama. Jaarlijks is er bij dit monument een kranslegging waarbij leerlingen van scholen in Dokkum worden betrokken.
Verschillende leden van het vuurpeloton worden na de oorlog berecht voor hun betrokkenheid bij de fusillade en krijgen de doodstraf. Zo ook Artur Albrecht. Hij wordt op 21 maart 1952 gefusilleerd op de Waalsdorpervlakte. Het is het laatste doodvonnis dat in Nederland wordt voltrokken.
Dokkum op de Dam
Enkele jaren later, op 4 mei 1956, onthult koningin Juliana het Nationaal Monument op de Dam in Amsterdam. Het monument speelt een centrale rol bij de jaarlijkse Nationale Dodenherdenking op 4 mei die ook altijd wordt bijgewoond door het staatshoofd.
In het monument zijn elf urnen opgenomen met daarin ‘in bloed gedrenkte aarde’. Aarde afkomstig van van strijd- en fusilladeplaatsen uit de elf provincies. Later is ook een 12e urn met aarde uit Nederlands-Indië (het huidige Indonesië) toegevoegd.
Voor het vullen van de Friese urn is aarde gehaald uit de omgeving van Kornwerderzand, strijdtoneel in de meidagen van 1940. Ook is aarde gehaald van fusilladeplaatsen, waaronder de Woudweg in Dokkum en Dronrijp waar op 11 april 1945, een paar dagen voor de bevrijding nog dertien mensen zijn gefusilleerd.
-
'Moordhol' Crackstate, het einde van de terreur
'Moordhol' Crackstate, het einde van de terreur
"Die morgen duurde langer dan ooit. Ik deed niets anders dan voor het raam staan te praten. Beneden in het park zei een man tegen mij dat de Canadezen in Bontebok waren." Verzetsman Jan Tuut zit op de ochtend van de bevrijding van Heerenveen nog gevangen in Crackstate.
De gevangenis Crackstate is vanaf oktober 1944 het beruchte hoofdkwartier van mannen van de Sicherheits Dienst (SD), die opgejaagd door de geallieerden vanuit België naar het noorden trekken. Er worden talloze gevangenen vreselijk mishandeld, gemarteld en zelfs doodgeschoten. Op het hoogtepunt zitten er 200 tot 300 mannen en vrouwen gevangen. In een vijfpersoons-cel worden soms tientallen mensen opgesloten. Een dag voor de bevrijding dreigen de Duitsers nog de boel op te blazen.
De Canadese bevrijders naderen Heerenveen op 14 april via Mildam. Duitse troepen leveren hardnekkig strijd in dit gebied en er wordt flink met tanks geschoten. De vijftig à zestig gevangenen zitten in doodsangst in Crackstate vast en horen het lawaai in de verte. Totdat bakker Gerlof de Wolf en zijn knecht Hendrik rond half drie vermoeden dat de vijand uit de stad vertrokken is.
De Wolf woont schuin tegenover Crackstate en kent de situatie goed en hij hoort waar de sleutels liggen. Bedacht op bommen en boobytraps sluipen ze voorzichtig door de open voordeur naar binnen. Ze weten de gevangenen uit de cellen te krijgen. In stilte verlaat iedereen de gevangenis met de opdracht om zo snel mogelijk onder te duiken. Er verschijnen zo nu en dan nog Duitsers in de stad. Het blijft levensgevaarlijk.
Schrikbewind
Voordat de SD onder leiding van SS-Hauptsturmführer Kronberger het schrikbewind begint, pleegt het verzet in september 1944 zes man sterk een overval. Ze weten twee gevangen 'illegalen' te bevrijden. Er wordt in maart 1945 overwogen nog een keer een overval te plegen, maar het risico is te groot.
Een paar dagen voor de bevrijding ontvangt Kronberger een dreigbrief van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS). Het is de communistische Districts Operatie Leider (DOL) die hem waarschuwt geen gevangen meer te doden. Een merkwaardig kat-en-muis-spel gaat hieraan vooraf tussen Kronberger en de Districts Operatieleider (DIC) die in Crackstate gevangen zit.
Kronberger sluit een deal in ruil voor vrijlating en de belofte dat de DIC en zijn plaatsvervanger, de 'communistische' DOL terugkeren. De angst voor de 'communistische wraak' van de DOL is blijkbaar groot. Als de DIC en DOL uiteraard niet terugkeren, worden twee gevangenen bij Luinjeberd door de SD vermoord. Meer dan zestig gevangenen overleven hun verblijf in Crackstate niet door marteling, executie of transport naar kampen. Kronberger wordt na de oorlog tot veertien jaar veroordeeld.
Aan het begin van de avond van de 14e april, bereiken de Canadezen eindelijk Heerenveen-Zuid. Rond 19.00 uur halen de bewoners de bevrijders met veel gejuich binnen. Achtergebleven Duitsers schieten dan plotseling toch nog op de feestvierende menigte. Er vallen geen slachtoffers. De volgende dag is heel Heerenveen bevrijd en worden 'landverraders' en gevangengenomen Duitsers opgesloten in Crackstate. Het Huis van Bewaring dient nog enige tijd voor de internering van NSB-ers. In 1973 wordt het afgebroken en in 1995 wordt er een monument voor de slachtoffers onthuld.
-
Strand Harlingen
Strand Harlingen Harlingen -
Greenjoy
Greenjoy Leeuwarden -
Commandopost Grou
Commandopost Grou Grou -
Yme Meirink
Yme Meirink Oosternijkerk -
Theaterkerk De Bidler
Theaterkerk De Bidler Wergea -
Jellema Specialiteiten
Jellema Specialiteiten Franeker -
Bombardement sluis Terherne
Bombardement sluis Terherne
Op 11 november 1944 kregen piloten van de Royal Canadian Air Force, die hun basis hadden op vliegveld Welschap bij Eindhoven, de opdracht om in twee groepen de sluis bij Terherne te bombarderen. De reden voor het bombardement op de sluis van Terherne was het beperken van (Duitse) vervoersbewegingen. Het sluiscomplex lag in de belangrijkste scheepvaartroute van Duitsland via Groningen naar de Randstad waarlangs de Duitsers goederen en militair materieel vervoerden.
Nadat in september door de spoorwegstaking het railvervoer al behoorlijk was verstoord, volgden in de maanden daarna acties tegen het scheepvaartverkeer. Het zuiden van het land was dan wel bevrijd, in de andere delen moest nog zwaar strijd worden geleverd.
Zo ook op die 11e november even na negen uur in de ochtend toen de twee groepen Hawker Typhoon jachtbommenwerpers kort na elkaar vanuit Eindhoven voor hun missie vertrokken. Rond 10.00 uur werd vanaf het noorden de sluis in Terherne voor het eerst gebombardeerd en rond 10.30 uur nog een keer.
De gevolgen waren enorm voor de mensen die op de sluis woonden. De vrouwen van beide sluiswachters, een baby van één jaar en een Duitse soldaat kwamen om het leven. Ook raakte het toestel van piloot John Gordon Fraser zodanig beschadigd dat hij een noodlanding moest maken bij St. Johannesga. Het effect van het bombardement was ook dat de noordelijke doorgang weliswaar plat lag en niet meer gebruikt kon worden, maar de zuidelijke doorgang nog steeds open en bruikbaar bleef.
Tegenwoordig is er over de zuidelijke doorgang een schiphuis gebouwd voor het Statenjacht van de provincie Fryslân. Op de plaats van de sluiswachterswoning aan de zuidkant is een nieuw gebouw geplaatst, dat dienst doet als gastenverblijf voor de provincie.
Op de noordelijke pier is een monument geplaatst ter nagedachtenis aan de omgekomen bewoners van de sluis. Dit monument is op 10 november 1985 onthuld door Hattum Hoekstra, zoon van 1e sluiswachter Wiemer en Tietje Hoekstra. Sindsdien vindt de dodenherdenking in Terherne altijd bij de oude sluis plaats en hebben de kinderen van basisschool ‘It Kampke’ het monument geadopteerd.
-
Zeventig evacués uit Arnhem en Limburg
Zeventig evacués uit Arnhem en Limburg
Het grafmonument in Gytsjerk is opgericht ter nagedachtenis aan Maria v/d Heuij. Maria was een van de zeventig evacués uit Arnhem en Limburg die op 22 januari 1945 in Gytsjerk arriveerden. Maria overleed een dag later, slechts enkele maanden oud. De barre omstandigheden tijdens de tocht waren haar noodlottig geworden. Maria mocht de bevrijding niet meer meemaken. Veel van de andere evacués met wie zij de reis aanvaardde gelukkig wel.
Symboliek
De geestelijk vader van het monument, kunstenaar Klaas Bokma, heeft voor twee karren gekozen, omdat dit het vervoermiddel was dat vaak werd gebruikt door evacués. De vier dorre bomen symboliseren de dood. Het kruis is niet alleen een symbool van het christelijke geloof, maar herinnert tevens aan het offer dat de oorlogsslachtoffers brachten voor een leven in vrijheid.
De oudste leerlingen van de basisscholen Ichtus en Thrimwalda dragen zorg voor dit monument.
-
De bevrijding van Leeuwarden
De bevrijding van Leeuwarden
Op 11 april 1945 werd duidelijk dat de Duitse weerstand in het noorden van Nederland beperkt was. De geallieerden grepen op 12 april deze kans om zo snel mogelijk op te rukken naar Friesland. Een van de belangrijkste doelen was het bevrijden van Leeuwarden. Hiervoor was de 9th Canadian Infantry Brigade aangewezen. Maar het zou uiteindelijk anders lopen.
Op 12 april reden de Royal Canadian Dragoons bij Noordwolde Friesland binnen. Zij dienden met hun gepantserde voertuigen verkenningen uit te voeren en zo snel mogelijk de Waddenzee te bereiken. Daarmee werden de Duitse troepen in Friesland en Groningen van elkaar gescheiden.
In de nacht van 14 op 15 april stonden drie Squadrons van de Dragoons bij Suameer. Burgum kon eerder die dag niet meer bereikt worden omdat de brug bij de Burgummerdaam door de Duitsers was opgeblazen.
Intussen was er van alles gaande in het nabijgelegen Leeuwarden. Op 12 april was het vliegveld door de Duitsers opgeblazen. En vanaf 14 april verlieten zij de stad. Leeuwarden zou niet worden verdedigd. Het Burgerweeshuis dat onderdak had geboden aan verschillende Duitse instanties werd in brand gestoken. Een poging om de telefooncentrale op te blazen mislukte door een geniale ingreep van het verzet. Dat verzet ging bovendien in de vroege ochtend van 15 april massaal de straat op om belangrijke punten te bezetten en achtergebleven Duitsers gevangen te nemen.
De Dragoons in Suameer hadden contact met het verzet in Leeuwarden. Door verschillende berichtgeving was het onduidelijk of er nu hard gevochten werd in Leeuwarden of dat de Duitsers de stad volledig hadden verlaten. Doordat de Duitsers belangrijke bruggen op de route van Heerenveen naar Leeuwarden hadden opgeblazen kon de infanterie niet snel bijstand verlenen.
Daarom gingen de Dragoons zelf een kijkje nemen. In eerste instantie werd een patrouille van vier voertuigen over de Groningerstraatweg rond half twaalf de stad in gestuurd. Eén van de Canadezen in die voertuigen tekende het volgende op:
‘As we entered the city, passing through the concrete barrier by the narrow passageway left for normal traffic, we were met by an almost hysterical patrol of Resistance men […] In a few moments the news of our arrival had spread through the city, and we were given a fantastic welcome as we rolled slowly forward into the centre of town.
Een Leeuwarder herinnerde zich:
‘Wij woonden dicht bij de Groningerstraatweg, waar onze bevrijders langs kwamen. Met vele honderden stonden wij daar, allemaal blijde toeschouwers. Ineens schoten twee dames uit de rij naar voren en vlogen de Canadezen om de hals met de volgende woorden: “Och skatten, binne jimme daar eindelijk!
Nadat de patrouille had vastgesteld dat de kust veilig was, volgde het hele C Squadron, een detachement van de Royal Canadian Engineers en Regimental Headquarters van Lieutenant-Colonel Landell. Leeuwarden was bevrijd. Hierna gingen duizenden de straat op. Eén van de Canadezen schreef:
‘We halted, and were immediately surrounded by laughing, yelling mobs of people, bringing flowers to give to us, and cheering every move. The Resistance men were everywhere, doing their best to keep the people within bounds and off the cars, but their efforts were hardly necessary. I never saw a more satisfying gathering in my life.’
Leeuwarden was door onverwachte omstandigheden bevrijd door de Dragoons. In de nacht van 15 op 16 april trok alsnog Canadese infanterie de stad in.
-
Werkplaats12
Werkplaats12 Harlingen -
Historische Zeilvaart Harlingen
Historische Zeilvaart Harlingen Harlingen -
Jachtwerf van der Werff
Jachtwerf van der Werff Wergea -
Rederij Aktievaart
Rederij Aktievaart Grou -
Franeker bevrijd
Franeker bevrijd
Op 15 april 1945 wordt Franeker bevrijd. ‘s Middags bereikt een verkenningseenheid van de Royal Canadian Dragoons, komend vanuit Leeuwarden, als eerste de stad. Diezelfde dag trekken de overgebleven Duitse militairen zich terug richting Harlingen. Om hun aftocht te dekken blazen ze de brug aan het Leeuwarderend op.
In de vroege ochtend van zondag 15 april heerst in Franeker een gespannen stilte. Volgens de geruchten zouden de Canadezen Leeuwarden al in handen hebben en nu onderweg zijn naar Franeker. Reikhalzend wordt naar de komst van de Tommies uitgekeken. Maar er zijn nog Duitse soldaten in de stad. Dan wordt de stilte verscheurd door drie geweerschoten die waarschuwen voor een enorme ontploffing.
Om hun aftocht in de richting van Harlingen te dekken, blazen de bezetters de brug aan het Leeuwarderend, die meestal Saakstra’s brug wordt genoemd, op. Saakstra’s brug is een essentieel punt in de enige doorgaande route van Leeuwarden naar de havenstad. Het taaie stalen bouwwerk geeft zich echter niet zomaar gewonnen. Tot vijf maal toe moet er een springlading tot ontploffing worden gebracht, alvorens de Duitsers het genoeg vinden en haastig vertrekken. De omliggende panden lopen veel schade op. Vooral het Bondshotel, tegenwoordig de Stadsherberg, moet het ontgelden.
Onmiddellijk beginnen de inwoners van Franeker aan een provisorisch herstel. Bij het station liggen spoorstaven, die door een grote groep mannen op de schouder naar de brug worden gedragen en van kant naar kant worden gelegd. Bielzen komen daar overheen te liggen. Als het werk bijna klaar is, staat de eerste Canadese verkenningswagen al te wachten. In de middag rijdt een grote colonne Canadees oorlogsmaterieel, waaronder tanks, over de straatweg vanaf Leeuwarden naar Franeker.
Van heinde en ver is de plaatselijke bevolking naar de straatweg gegaan om het spektakel te bekijken. Aangekomen in Franeker volgt een ware zegetocht door de stad. ’s Avonds trekt het zware materieel zich weer terug richting Leeuwarden, maar de volgende dag, maandag 16 april, rijdt de colonne opnieuw door Franeker om op te rukken naar Harlingen.
De Canadezen vestigen een hoofdkwartier in het monumentale stadhuis. Ze blijven er nog tot het eind van 1945, alvorens terug te keren naar huis.
-
Wapens onder het hooi
Wapens onder het hooi
In het najaar van 1944 beginnen de wapendroppings. Tot aan de bevrijding is er in de provincie Friesland een vijfentwintigtal van geweest. De wapens moeten uit handen van de bezetters blijven en worden daarom goed verborgen, vaak bij boeren. De boerderij van Johannes van Dijk in Hitzum is het voornaamste wapendepot van district VII van het gewest Friesland van de NBS, de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. In de boerderij van Willem Postma onder Achlum krijgen de illegale werkers wapenonderricht van een speciale instructeur, die mee is gedropt. Alles geschiedt natuurlijk met de grootste behoedzaamheid, maar toch kruipen de NBS’ers twee keer door het oog van de naald.
Boer Van Dijk is fel anti-Duitse bezetter. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zijn boerderij een toevlucht wordt voor onderduikers en verzetsmensen. Twee van zijn zoons zijn lid van de NBS, de in het najaar van 1944 uit de verschillende geledingen van het verzet gevormde paramilitaire verzetsorganisatie. De gedropte wapens worden bij hem gebruiksklaar gemaakt en vervolgens diep onder het hooi in de schuur weggestopt.
Ook weigert Van Dijk mee te werken aan de verplichte leveringen van vee, melk en hooi aan de Wehrmacht. Als reactie gaan Duitse militairen over tot inbeslagname van zijn hooi. Onder toeziend oog van Sonderführer August Geese van de Abteilung Ernährung und Landwirtschaft, onderdeel van de Wehrmacht, geassisteerd door zijn fanatieke Nederlandse tolk Grietje Sinnema, wordt het hooi uit de schuur gehaald. Ieder moment kunnen de wapens bloot komen te liggen, maar net op tijd vindt Geese het genoeg. Leden van het verzet, die met een pistool in de zak de boel in de gaten hielden, hoeven niet in actie te komen. Een drama is afgewend. Toch zal de oorlog voor de familie Van Dijk dramatisch eindigen: hun zoon Jitze Pieter sneuvelt bij een vuurgevecht tussen NBS’ers en terugtrekkende Duitse militairen op de dag dat Hitzum wordt bevrijd.
Om met de wapens te kunnen omgaan krijgen de verzetsmensen instructies van commando’s, die eveneens zijn gedropt. Dat gebeurt onder andere op de boerderij van Willem Postma, gelegen aan een doodlopende weg, midden in de weilanden tussen Hitzum en Achlum. Op een middag aan het einde van oktober 1944 komen dertig mannen daar in het geheim samen in de schuur om van instructeur Groenewoud te leren omgaan met stenguns, bazooka’s, handgranaten. Ze zijn volop bezig als er een motorpatrouille van de Grüne Polizei nadert. De paniek slaat toe onder de mannen, maar Groenewoud houdt het hoofd koel, duwt ze een wapen in de hand en laat ze een positie innemen. De Grünen rijden echter door, maar komen even later weer terug als ze ontdekken dat de weg doodloopt. Opnieuw rijden ze de boerderij voorbij, kennelijk zijn ze verdwaald. Het loopt goed af.
-
Gesneuveld op de dag van de bevrijding
Gesneuveld op de dag van de bevrijding
Op zondag 15 april 1945 – de dag die geldt als de bevrijdingsdag van Friesland – kwam hier in Kiesterzijl door Duits geweervuur Jitze Pieter van Dijk om het leven, toen de eenheid van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS) waar hij deel van uit maakte, op een groepje zich terugtrekkende Duitse soldaten stootte.
In afwachting van de komst van de Canadezen, die Leeuwarden al hadden bereikt, wilden leden van de NBS Franeker alvast bezetten, nadat duidelijk was geworden dat de Duitsers de stad zonder strijd te leveren aan het verlaten waren en zich terugtrokken richting Harlingen.
Een groep van enkele tientallen NBS-ers, meest jongemannen uit de buurt, gekleed in blauwe overalls (het bekende NBS-uniform) vertrok aan het begin van de middag op de fiets vanuit Achlum. De bedoeling was om over de Slachtedijk naar de Rijksweg ten westen van Franeker te gaan, om van die kant de stad binnen te trekken. Ze waren bewapend met vanuit Engeland gedropte Enfield geweren, stenguns, handgranaten en een bazooka.
Toen ze net over de brug van Kiesterzijl waren, kwam er vanuit Franeker over de oude Rijksweg nog een verlaat groepje van zo’n twaalf Duitsers aanfietsen. Er ontstond een vuurgevecht, waarbij de NBS-ers dekking zochten in de berm. Jitze Pieter van Dijk, een 23-jarige boerenzoon uit Hitzum, bukte niet diep genoeg en werd dodelijk getroffen in zijn rug.
De NBS-ers trokken zich daarop terug, om lopend via de zuidelijker gelegen spoorbaan alsnog veilig in de stad te komen. De Duitsers reden door naar Harlingen, met achterlating van enkele slachtoffers. ’s Avonds keerden ze met versterking terug om hun kameraden op te halen. Inwoners van Herbaijum werden daarbij gebruikt als menselijk schild.
Het boerderijtje van Ale Houtsma, dat hierachter stond en waar de NBS-ers hun fietsen hadden achtergelaten werd als represaille in brand gestoken. Op datzelfde moment naderden de eerste Canadese verkenners Franeker al vanuit de richting Leeuwarden.
Na de oorlog is, tegenover het gemeentehuis, een straat naar Jitze Pieter van Dijk genoemd. Van Dijks ouderlijke boerderij in Hitzum was een belangrijke uitvalsbasis van het plaatselijke verzet. In het hooi lagen de gedropte wapens verborgen.