Je zag de typisch blauwe kleur waarschijnlijk al van verre: het dak van het zeegemaal dat hier sinds 1973 staat en genoemd is naar waterschapsvoorzitter Henk Miedema. Dit gemaal kan tot 700 kubieke meter per minuut water vanuit de vaart in zee lozen. Als je hier even blijft staan, kun je zomaar het gemaal horen aanslaan, want die schakelt automatisch in.
Een geweldige uitvinding dus, een gemaal, maar er zit ook een nadeel aan. Gemalen zijn namelijk net als dijken en sluizen een grote hindernis voor trekvissen, omdat zij voor hun overleving tussen zoet en zout water moeten kunnen migreren. In 2015 is dit gemaal visvriendelijk gemaakt, door de pompen aan te passen en een vispassage met een lokstroompomp te maken.
Jammer genoeg is het niet te zien, maar in het voor- en najaar is het hier een drukte van belang op vissengebied. Trekvissen als spiering, trekkend driedoornig stekelbaarsje en paling maken dan gebruik van het vismigratiesysteem in het gemaal.
Instinct drijft volwassen palingen hier in de herfst naar het einde van de Kouwe Faart toe, omdat ze naar de zoute Waddenzee willen. Een waaier beschermt ze als ze met het uitstromende water mee de zee in worden gepompt. Eenmaal in zee zit hun reis er nog lang niet op. Ze leggen maar liefst 5000 kilometer af naar hun geboortegrond, de Sargassozee bij Mexico, om te paaien.
De jonge palingen die daar worden geboren, glasaaltjes genoemd omdat ze doorzichtig zijn, drijven vervolgens op de golfstromen mee naar Europa. Zo komen ze in de lente onder andere hier achter de dijk terecht. En dan is het hun beurt om dit gemaal te trotseren, nu landinwaarts. Een lokstroom van zoet water helpt hen door een buis onder de dijk door, waar ze hier in de bak onder je voeten terecht komen. Maximaal twee uur later gaat hier onder water een schuif open. En zo begint de kringloop van het leven opnieuw.
Ingesproken door: Theun Mosk werkt inmiddels 20 jaar als ontwerper in theater, zowel voor dans, opera, toneel, performance, mime en muziektheater. Daarnaast maakt hij installaties in de openbare ruimte en ontwerpt hij landschapswerken.
In 2008 kwam Theun in aanraking met Joop Mulder toen hij samen met Robert Wilson en Boukje Schwiegman ‘Walking’ ontwierp tijdens Oerol. “Joop is voor mij een van de belangrijkste inspiratiebronnen. Een klein duwtje of idee kon uitmonden in een zee van gedachten en inspiratie. Hij was een diesel, met een enorme drive en noodzaak, dat maak je zelden mee. Mensen als Joop zijn nodig om de grenzen te verleggen en nieuw horizonnen te creeëren. Zij doen een leven en samenleven enorm verrijken.”
Dit verhaal is onderdeel van de route Gemalen Verhalen van Sense of Place
Op 15 april 1945 wordt Franeker bevrijd. ‘s Middags bereikt een verkenningseenheid van de Royal Canadian Dragoons, komend vanuit Leeuwarden, als eerste de stad. Diezelfde dag trekken de overgebleven Duitse militairen zich terug richting Harlingen. Om hun aftocht te dekken blazen ze de brug aan het Leeuwarderend op.
In de vroege ochtend van zondag 15 april heerst in Franeker een gespannen stilte. Volgens de geruchten zouden de Canadezen Leeuwarden al in handen hebben en nu onderweg zijn naar Franeker. Reikhalzend wordt naar de komst van de Tommies uitgekeken. Maar er zijn nog Duitse soldaten in de stad. Dan wordt de stilte verscheurd door drie geweerschoten die waarschuwen voor een enorme ontploffing.
Om hun aftocht in de richting van Harlingen te dekken, blazen de bezetters de brug aan het Leeuwarderend, die meestal Saakstra’s brug wordt genoemd, op. Saakstra’s brug is een essentieel punt in de enige doorgaande route van Leeuwarden naar de havenstad. Het taaie stalen bouwwerk geeft zich echter niet zomaar gewonnen. Tot vijf maal toe moet er een springlading tot ontploffing worden gebracht, alvorens de Duitsers het genoeg vinden en haastig vertrekken. De omliggende panden lopen veel schade op. Vooral het Bondshotel, tegenwoordig de Stadsherberg, moet het ontgelden.
Onmiddellijk beginnen de inwoners van Franeker aan een provisorisch herstel. Bij het station liggen spoorstaven, die door een grote groep mannen op de schouder naar de brug worden gedragen en van kant naar kant worden gelegd. Bielzen komen daar overheen te liggen. Als het werk bijna klaar is, staat de eerste Canadese verkenningswagen al te wachten. In de middag rijdt een grote colonne Canadees oorlogsmaterieel, waaronder tanks, over de straatweg vanaf Leeuwarden naar Franeker.
Van heinde en ver is de plaatselijke bevolking naar de straatweg gegaan om het spektakel te bekijken. Aangekomen in Franeker volgt een ware zegetocht door de stad. ’s Avonds trekt het zware materieel zich weer terug richting Leeuwarden, maar de volgende dag, maandag 16 april, rijdt de colonne opnieuw door Franeker om op te rukken naar Harlingen.
De Canadezen vestigen een hoofdkwartier in het monumentale stadhuis. Ze blijven er nog tot het eind van 1945, alvorens terug te keren naar huis.